-
1 portant
-
2 un portant
un portantdraagbalk, drager, steunpilaar, stuk————————un portanthouder, greep, hengel, dol 〈 voor roeiriem〉 -
3 blade
n. kling, mesje; spriet; roeiriem; propeller[ bleed]1 〈 benaming voor〉 plat snijgedeelte ⇒ lemmet 〈 van mes〉, blad 〈 van bijl, zaag〉, kling 〈 van zwaard〉, (scheer)mesje, dunne snijplaat; ijzer 〈 van schaats〉 -
4 bow
n. boog (ook regenboog); buiging ( beleefdheids); voorste roeiriem; strik--------v. zich neerleggen bij; buigen, een buiging maken, een gesnaard instrument bespelenbow1[ bau] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buiging♦voorbeelden:take a bow • applaus in ontvangst nemen2 off/on the (port/starboard) bow • over bakboord/stuurboord————————bow2[ boo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boog ⇒ kromming, curve4 strik————————bow3[ bau]2 buigen ⇒ zich (erbij) neerleggen; zich gewonnen geven♦voorbeelden:1 bow and scrape • vleien, stroop smerenI bow to nobody in this • wat dit betreft ga ik voor niemand opzij→ bow out bow out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————bow4
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский